◊ Willdenowia 40:166 (2010)
◊◊ Lepismium brevispinum Barth - Bradleya 5:99 (1987)
Lepismium brevispinum Barth - Bradleya 5:99 (1987)
Acanthorhipsalis brevispina Ritt - Ritter 4:1260, 1529" nom. inval. art. 37.1 (1981)
Rhipsalis brevispina (Ritt)Kimn - CSJ(USA) 55(4):181 nom. inval. (1983)
Pfeiffera brevispina (Ritt)Heath - Calyx 4:158 nom inval. (1994)
Acanthorhipsalis brevispina Ritt ex Doweld - Sukkulenty 4(1-2):34, 2001 (2002-2003)
Pfeiffera brevispina (Barth)Hunt - Cact. Syst. Init. 14:18 (2002), 21:14" (2006)
Rhipsalis riocampanensis Mads&Z.Aguirre - Nordic. J. Bot. 23:26-29 (2004)
- Min of meer rechtopstaand, leden tot 80 lang of langer, basaal en lateraal vertakkend, vlak, 2,5-3,5 cm breed, top stomp, rand ondiep gekerfd, mat lichtgroen. Areolen ±2 cm uiteen, met geelachtig vilt korter dan 1 mm. Doorns 2-3 (1-8), 1-1,5 mm lang, crème, later bruinachtig. Bloem smal klokvormig, groenachtig geelwit, ±10 mm lang, receptaculum 4-5 mm lang, geelachtig groen, met nietige schubjes, kaal. Meeldraden geelachtig. Stijl geelachtig, stempels crème. Vrucht 6-8 mm lang, 5-7 mm doorsnede, doorschijnend wit. Zaad eivormig, 1,4x0,8x05 mm.
- Peru: Amazonas (T: Cerro Calla Calla, prov. Chachapoyas), Junín (Aguas Calientes); Ecuador: La Loja, 1700-2000 m. Terrestrisch.
CSJ(USA) 55(4):177-182; 56(3)122'; 68(3):156
Bradleya 5:97-100; 13:45
KuaS 49(1):2
Calyx 4:158 (1994)
Cact. Syst. In. 14:18
NCL 232"
EPIG 74:1, 5-17"