◊ Calyx 4(4):158 (1994)
◊◊ Rhipsalis monacantha Griseb - Abb. Köfn. Ges. Wiss. Göttingen 24:140 (1879)
Hariota monacantha (Gris)Küntze - Rev. Gen. Plant. 1:263 (1891)
Acanthorhipsalis monacantha (Griseb)Br&R - Cact. 4: 212 (1923)
Acanthorhipsalis incahuasina Card - Cactus (Parijs) 5(34):127 (1952)
Rhipsalis monacantha samaipatana Card - NCSJ 12: 85 (1957)
Acanthorhipsalis monacantha samaipatana (Card)Backbg - Backeberg 2:701 (1959)
Lepismium monacanthum (Gris)Barth - Bradleya 5:97-100 (1987)
Pfeiffera incahuasina (Card)Heath - Calyx 4(4):158 (1994)
- Rechtop, later hangend. Lateraal vertakt uit de lagere areolen, soms meer apicaal. Leden 2-3 cm breed, tot 45 cm lang, vlak of drie- of meerkantig, gezaagd. Areolen 1 mm doorsnede, tot 2 cm uiteen. Doorns 0-6, tot 1 cm lang, geelachtig of witachtig, rechtop of spreidend. Oudere areolen hebben meer doorns. Bloem lateraal, tot 1,5 cm lang, 1,2 cm doorsnede, oranje. Ovarium 6 mm doorsnede, groen of roodachtig, scherp vier- tot vijfkantig, met 2-5 schubjes en vilt. Bloembladeren 1 cm lang, 0,5 cm breed. Meeldraden witachtig, stijl wit of crème. Vrucht oranje, later lichtroze, tot 1 cm doorsnede. Zaad donkerbruin, peervormig, 1,5 mm.
- Bolivië: Cochabamba, La Paz, Santa Cruz, Chuquisaca, Tarija; Argentinië: Jujuy (Calilegua), Salta (T: San Andrés, ten westen van San Ramón de la Nueva). Epifytisch, 300-2000 m. Bloeitijd zuidelijke winter en lente.
Cact. 4:212"
An. Mus. Hist. Nat. Buenos Aires 32:477 (1925)
Backeberg 2:701
CSJ(USA) 24():176; 55(4):177; 67():37-39
Succulenta 66(1):20"
Bradleya 5:97-100"; 13:45"; 18:10
KuaS 37:0"; 43():94-95; 49(1):2",5"; 50(5):127
EPIG 8(4):132"; 10(3):77|, 83'
NCL 232"