(Haw)Pfeiff
◊ Enum. Cact. 130 (1837)
◊◊ Epiphyllum crispatum Haw - Philosophical Magazine 7:111 (1830)
Rhipsalis crispata latior SD - Enum. Cact. 130 (1837)
Hariota crispata (Haw)Lem - Cact. gen. nov. spec. nov. 75 (1839)
Rhipsalis rhombea crispata (Haw)KSch - Gesamtbeschreibung 638 (1898)
Rhipsalis rhombea su. Löfgr - Arch. Jard. Bot. Rio de Jan. 1:89 tab 16 (1915)
- Rijk vertakte, hangende struik, 1-2 m lang. Leden vlak, met golvende randen, langwerpig of elliptisch, met dikke middennerf, diep gekerfd, tot 12 cm lang, 7 cm breed, terminale leden ±2 mm dik, geelgroen. Areolen groot, met weinig grijs vilt en in het begin met enkele kleine borsteldoorns. Bloemen 1-4 bijeen, 1,4 cm lang, lichtgeel, kanariegeel verbloeiend. Meeldraden wit, helmknoppen lichtgeel. Stamper wit. Ovarium klein, vrijwel rond, lichtgroen. Vrucht kogelvormig, wit, met weinig zaden.
- Brazilië: Caruaru (Pernambuco), tussen Niterói en Cabo Frio, Silva Jardim, Saquarema, Itacoatiara (Rio de Janeiro), Bahia, São Paulo, Santa Catarina. Epifytisch en terrestrisch, tot 900 m. Bloeitijd augustus tot oktober, december.
Cact. 4:232", 245, plate 35
Ep. Hb. 132"
Backeberg 2:762, 679", 680"
Am. J. Bot. 65:326-333 (1978)
KuaS 31(9):258"
Bradleya 13:52", 61
EPIG 12(2):65
CEB 210, 230''
Succulenta 98(4):246"", 247
Rodriguésia 71 (2020)