Rhipsalis teres
(Vell)Steudel


◊ Nomenclator Botanicus ed. 2-2:449 (1841)
◊◊ Cactus teres Vellozo - Flora Fluminensis 207, 1825 (1829), 5:196, afb. 30, 1827 (1831)
Rhipsalis pendula Voechting - Jahrb. Wiss. Bot. Leipzig 9:371 (1873) non Pfeiff 1837
Hariota conferta Küntze - Rev. Gen. Pl. 1:262 (1891)
Hariota teres (Vell)Küntze - Revisio Generum Plantarum 1:263 (1891)
Rhipsalis alboareolata Ritt - Ritter 1:41, 282" (1979)
Rhipsalis clavellina Ritt - Ritter 1:43, 283" (1979)
Rhipsalis maricaensis Scheinvar - Arch. Jard. Bot. Rio de Janeiro 31:71-78 (1992, publ. 1993)

- Eerst rechtop, later hangend, rijk vertakt. Leden cilindrisch, de oudere 50 cm lang, 3-5 mm doorsnede, eindleden in kransen van 5-12. Areolen met vilt en 1-2 donkere doorntjes. Bloem lateraal, schuin op het lid staand, tot 1,2 cm doorsnede, met 1-2 borsteldoorns, lichtgeel. Pericarpel korter dan perianth. Meeldraden en stijl wit. Bloembladeren worden na de bloei geel. Vrucht 4-5 mm, wit. Zaad klein.

- Brazilië: bergwouden van São Paulo, tussen Tijuca en Jacarepagua (Rio de Janeiro), Minas Gerais, Paraná, Santa Catarina, Rio Grande do Sul, tot 1000 m. Bloeitijd februari tot oktober.

Cact. 4:227, plate 26
Backeberg 2:661
Bradleya 13:65
EPIG 2(3):30"
NCL 257"
CEB 219
Succulenta 97(1):41"
Rodriguésia 71 (2020)